PO3002.nl > Veel gestelde vragen OUD

Procedures, regels, werkwijzen… Hoewel er veel is gedaan om passend onderwijs zo inzichtelijk en eenvoudig mogelijk te maken, is het goed mogelijk dat u toch nog met bepaalde vragen zit. Op deze pagina treft u de meest gestelde vragen én antwoorden aan over passend onderwijs. Een deel van de vragen is vooral bestemd voor ouders; andere vragen zijn meer bedoeld voor professionals werkzaam in het onderwijs.

Uiteraard is het niet mogelijk om alle vragen te beantwoorden. Mocht uw vraag hier niet tussen staan, aarzel dan niet om deze te stellen aan uw contactpersoon binnen de school. Dit kan de leerkracht zijn, de IB’er, of de directeur van de school. Uiteraard kunt u uw vraag ook tot ons richten via het contactformulier . U krijgt dan zo spoedig mogelijk van ons antwoord.

Moet de school van aanmelding elke leerling aannemen?

Nee. De school waar een leerling wordt aangemeld hoeft niet alle leerlingen op de eigen school te plaatsen. Wel moet de school altijd eerst onderzoeken of zij de leerling een passend onderwijsprogramma kan bieden.
Als blijkt dat plaatsing een onevenredige belasting is voor de school, moet de school (het bestuur) een andere school vinden die een passend onderwijsaanbod kan bieden en waar het kind ook kan worden geplaatst. De verantwoordelijkheid om een passende plek te vinden op een andere school is geregeld in de Wet passend onderwijs.

Hoe regelen scholen dat alle kinderen een passende onderwijsplek krijgen?

Omdat niet kan worden verwacht dat (reguliere) scholen alle kinderen die worden aangemeld een passend aanbod kunnen bieden, werken scholen regionaal (in een aaneengesloten gebied) samen. Daarvoor zijn samenwerkingsverbanden passend onderwijs (swv’s) voor po en voor vo ingericht. Naast reguliere scholen sluiten ook scholen voor speciaal basisonderwijs (in po), scholen voor praktijkonderwijs (in vo) en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) aan. Cluster 3 is het onderwijs aan kinderen met een verstandelijke, lichamelijke of meervoudige handicap en voor langdurig zieke kinderen. Cluster 4 is onderwijs voor kinderen met ernstige gedrags- of psychiatrische stoornissen.

Hoe bepaalt de school welke plek geschikt is voor mijn kind?

De school onderzoekt eerst of zij zelf een passend aanbod kan bieden. Dat doet ze op basis van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Daarbij spelen 3 factoren een belangrijke rol:

  • de (on)mogelijkheden van het kind
  • de (on)mogelijkheden van de school
  • de wensen van de ouders

Als de plaatsing een onevenredige belasting vormt voor de school, heeft zij een argument om de leerling niet toe te laten. De school moet dan een andere school vinden die uw kind kan toelaten.

Hoe zorg ik dat mijn kind na onze verhuizing op een nieuwe school wordt geplaatst?

Bij verhuizingen gelden dezelfde regels als bij plaatsing. Ouders melden hun kind aan op de school van hun voorkeur. Deze school bekijkt of ze het kind een passende plek kan bieden. Kan de school je kind geen passende plek bieden, dan biedt ze binnen 6 weken een plek aan op een andere school waar het kind wel geplaatst kan worden. De school mag deze termijn 1 keer met maximaal 4 weken verlengen. Je kind blijft ingeschreven op de school totdat een andere school bereid is hem of haar in te schrijven. Wij raden je aan om uw kind minimaal 10 weken van tevoren in te schrijven op de nieuwe school, zodat het direct na de verhuizing kan instromen.

Een leerling die extra ondersteuning krijgt in het regulier onderwijs gaat verhuizen. Hij meldt zich aan bij een school in een ander swv. Mag die school de leerling weigeren?

De school waar de leerling wordt aangemeld heeft de zorgplicht. Dat betekent dat de school verantwoordelijk is voor het bieden van een passende plek voor de leerling. De school beoordeelt eerst of zij de leerling zelf de benodigde ondersteuning kan bieden. Als dat niet het geval is, gaan ouders en school in gesprek over een plek op een andere school die de leerling wel een passend aanbod kan bieden.

Het samenwerkingsverband beslist over de toelaatbaarheid van een leerling tot het (v)so. Bepaalt het samenwerkingsverband ook de duur van de toelaatbaarheid?

Ja, het samenwerkingsverband beslist of en hoe lang een kind toelaatbaar is tot het (voortgezet) speciaal onderwijs. De geldigheidsduur van een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) is minimaal 1 schooljaar. Als een tlv gedurende het schooljaar wordt afgegeven, is deze minimaal het hele schooljaar erna nog geldig.

Is er een verklaring van het samenwerkingsverband nodig om een residentiële leerling te plaatsen op een (v)so-school?

Nee, er is geen toelaatbaarheidsverklaring nodig van het samenwerkingsverband. Leerlingen die vanuit de zorg worden geplaatst in een residentiële instelling mogen direct onderwijs volgen op de (v)so-school waar de instelling een samenwerkingsovereenkomst mee heeft. Dit is om te voorkomen dat leerlingen (lang) moeten wachten op een verklaring van het samenwerkingsverband voordat zij onderwijs kunnen gaan volgen.

Is er een geschillencommissie voor ouders?

Ja, er is een landelijke geschillencommissie (voor po, vo, en (v)so gezamenlijk) die oordeelt bij meningsverschillen over toelating of verwijdering van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en over het ontwikkelingsperspectief. De commissie bestaat uit deskundigen en doet binnen 10 weken uitspraak als een geschil wordt voorgelegd. Bij haar oordeel houdt ze rekening met het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteuningsplan. Meer informatie over de geschillencommissie passend onderwijs lees je www.geschillenpassendonderwijs.nl.

Ouders kunnen bij geschillen over toelating en verwijdering ook bezwaar maken bij de school, een oordeel vragen aan het College voor de Rechten van de Mens of beroep aantekenen bij de rechter. Mocht de ouder na een uitspraak van de geschillencommissie alsnog naar de rechter stappen, dan neemt de rechter het oordeel van de geschillencommissie mee bij de afweging.

Wanneer moeten ouders hun kind inschrijven bij een school?

De Wet op het primair onderwijs (WPO) stelt dat aanmelding van kinderen voor toelating op een school kan plaatsvinden vanaf de dag waarop het kind de leeftijd van 3 jaar bereikt.
Ouders bepalen zelf bij welke school ze hun kind aanmelden. Wanneer zij hun kind moeten aanmelden, is deels afhankelijk van de aanmeldingsprocedure van de school. Zo worden in het voortgezet onderwijs vaste data gebruikt voor de inschrijving voor het nieuwe schooljaar.
Het kind moet wel minimaal 10 weken voor de gewenste inschrijfdatum schriftelijk aangemeld worden. De school heeft op basis van de wet namelijk 6 weken om een passende plek te bieden. Deze termijn kan 1 keer met 4 weken worden verlengd. Meestal kunnen ouders hun kind aanmelden door een inschrijfformulier in te vullen. Als ze denken dat hun kind extra ondersteuning nodig heeft, geven ze dat bij de aanmelding direct aan de school door.

Wat houdt de zorgplicht in?

Schoolbesturen krijgen een zorgplicht om voor alle leerlingen die worden aangemeld, of staan ingeschreven, een zo passend mogelijk onderwijsaanbod te doen. De verplichting ligt bij het schoolbestuur van de school waar het kind is aangemeld. In de Wet passend onderwijs wordt een aanmeldingsprocedure geïntroduceerd. Nieuw hierin is dat een leerling voortaan schriftelijk aangemeld moet worden. De school die het aanmeldformulier ontvangt, moet een zo passend mogelijk aanbod doen. Dat moet een plek op een school zijn waar de leerling ook daadwerkelijk geplaatst kan worden.

Vanaf welke leeftijd geldt de zorgplicht?

Een kind kan vanaf 4 jaar naar school. Vanaf 3 jaar kunnen ouders/verzorgers hun kind (schriftelijk) aanmelden op een school. Als het kind extra ondersteuning nodig heeft, geven ze dit bij de aanmelding aan. De zorgplicht gaat dan direct in, ook al is het kind bij aanmelding jonger dan 4 jaar. De school moet vervolgens de aanvraag in behandeling nemen en een passende plek bieden. Soms worden kinderen aangemeld voordat zij 3 jaar zijn. In dat geval spreken we van een vooraanmelding en gaat de zorgplicht nog niet in.

Heeft een school ook zorgplicht als ouders hun kind aanmelden terwijl de leerling al is ingeschreven op een andere school?

Ja. Als ouders hun kind (schriftelijk) aanmelden bij een school, moet die school bekijken of ze de leerling een passend onderwijs- en ondersteuningsaanbod kan bieden. Ook als de leerling al op een andere school onderwijs volgt. Dit komt bijvoorbeeld voor als ouders ontevreden zijn over het passend aanbod van de school waar hun kind al is ingeschreven.

Mijn kind heeft nog geen passende plek. Wat kan ik doen?

Als je kind al is ingeschreven staat maar nog geen passende plek heeft, raden wij je aan eerst in gesprek te gaan met de school. Als dit niet het gewenste resultaat heeft, kun je contact opnemen met het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband kan je adviseren over de mogelijkheden. Kom je er met de school niet uit of weigert een school je kind toe te laten? Dan kun je ook contact opnemen met de onderwijsconsulenten. Een onderwijsconsulent geeft kosteloos onafhankelijk advies over een passende schoolplaatsing van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
Als je kind nog niet is ingeschreven en hierdoor nog geen passende plek heeft, is het van belang je kind aan te melden bij de school van uw voorkeur. Heeft je kind extra ondersteuning nodig, dan heeft de school vanaf dat moment zorgplicht.
Bekijk alle stappen die je kunt doorlopen in de factsheet ‘Geen kind tussen wal en schip’.

Wat kunnen ouders doen als ze het niet eens zijn met de plek die de school aanbiedt?

Als ouders het niet eens zijn met de geboden plek, hebben ze een aantal mogelijkheden. De eerste stap is samen met de school proberen om een oplossing te vinden. Als ouders er met de school niet uitkomen, kunnen ze de volgende stappen zetten:

  • Ouders kunnen bezwaar maken bij het bevoegd gezag van de school.
  • Ouders (of school) kunnen de hulp inroepen van een onderwijsconsulent.
  • Ouders kunnen een oordeel vragen aan de tijdelijke landelijke geschillencommissie passend onderwijs.
  • Ouders kunnen een oordeel vragen aan het College voor de Rechten van de Mens.
  • Ouders kunnen naar de rechter stappen.

Meer informatie over deze opties vind je op de website van de tijdelijke landelijke geschillencommissie passend onderwijs.

Bekijk alle stappen die je kunt doorlopen in de factsheet ‘Geen kind tussen wal en schip’.

Wie vraagt een toelaatbaarheidsverklaring aan voor een leerling die naar het voortgezet onderwijs gaat?

De school voor voortgezet (speciaal) onderwijs waar de leerling wordt aangemeld moet de toelaatbaarheidsverklaring aanvragen. Dat doet de school bij het samenwerkingsverband passend onderwijs waar de leerling woont.

Moeten ouders de aanvraag van een toelaatbaarheidsverklaring verplicht ondertekenen?

Het is niet wettelijk verplicht dat ouders de tlv-aanvraag ondertekenen. Sommige scholen en samenwerkingsverbanden vragen dit wel van ouders. Dit is hun eigen beleid. Het uitgangspunt is wel dat de school met ouders overlegt als de ontwikkeling van een kind stagneert en zij een tlv aan wil gaan vragen. Het is tenslotte van belang dat ouders weten wat een eventuele verwijzing naar het speciaal (basis)onderwijs betekent.

Mag een school een leerling weigeren omdat de school vol is?

Een school mag een leerling weigeren als de school vol is. Maar, een school moet altijd een consequent en transparant toelatingsbeleid voeren. Daarbij hoort dat het toelatingsbeleid ook voor de ouders toegankelijk is.

Transparant toelatingsbeleid
De school kan bijvoorbeeld in de schoolgids en/of op de website van de school een toelichting geven over het beleid. Wanneer er te veel aanmeldingen zijn, moet de school op een transparante wijze handelen. Als de school vol is, moet het voor ouders duidelijk zijn hoeveel plaatsruimte er op de school is en hoeveel aanmeldingen er zijn. Ook moet voor ouders altijd transparant zijn dat de aanmelding van hun kind op gelijke wijze is behandeld als alle andere aanmeldingen. De school kan bijvoorbeeld loting toepassen of de eerste aanmeldingen plaatsen en daarna werken met een wachtlijst. De school mag ook voorrangsregels toepassen zoals broertjes-zusjes-regelingen of voor bepaalde postcodegebieden.

Niet toegestaan beleid
Beleid dat leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte benadeelt ten opzichte van overige leerlingen, is niet toegestaan. Ook niet toegestaan is bijvoorbeeld beleid dat een maximum stelt aan de toelating van het aantal leerlingen dat extra ondersteuning nodig heeft, of beleid dat erop is gericht om voorrang te geven aan leerlingen zonder extra ondersteuningsbehoefte.

Kan een samenwerkingsverband de ondersteuning van een leerling in een ander samenwerkingsverband betalen?

Als een school vol zit en ouders melden hun kind (schriftelijk) aan, dan heeft het schoolbestuur geen zorgplicht in het kader van passend onderwijs voor deze leerling. Ook niet als het schoolbestuur de leerling op een wachtlijst plaatst. Maar het mag nooit zo zijn dat een samenwerkingsverband geen passende plaats biedt aan een leerling met extra ondersteuningsbehoefte. Er is dan namelijk geen sprake van een dekkend ondersteuningsaanbod.

Ja, dat kan. Samenwerkingsverbanden kunnen onderling afspraken maken over het verzorgen en betalen van extra ondersteuning van een leerling in een ander samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld als een leerling een plusklas bezoekt van een reguliere school in een ander samenwerkingsverband. Het maken van afspraken over het betalen van extra ondersteuning van leerlingen op reguliere scholen buiten het eigen samenwerkingsverband gebeurt op vrijwillige basis. Hier zijn geen voorschriften voor.

Voor welke leerlingen moeten scholen een ontwikkelingsperspectief opstellen?

Scholen moeten verplicht een ontwikkelingsperspectief opstellen voor de volgende leerlingen:

  • leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs
  • leerlingen in het praktijkonderwijs
  • leerlingen die extra ondersteuning krijgen in het regulier basis- en voortgezet onderwijs

Reguliere basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs hoeven geen ontwikkelingsperspectief op te stellen voor leerlingen die ondersteuning krijgen die valt onder het basisondersteuningsaanbod, zoals begeleiding bij dyslexie of kortdurende remedial teaching.
De PO-Raad en VO-raad ontwikkelden brochures over het ontwikkelingsperspectief voor het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs:

Download de brochure over het ontwikkelingsperspectief in het basisonderwijs.

Download de brochure over het ontwikkelingsperspectief in het speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs.

Wat moet er in het ontwikkelingsperspectief staan?

In het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) en in het regulier basis- en voortgezet onderwijs, speciaal basisonderwijs en praktijkonderwijs moet in het ontwikkelingsperspectief in elk geval de te verwachten uitstroombestemming en de onderbouwing daarvan staan. De onderbouwing bevat minimaal de factoren die het onderwijsproces belemmeren en bevorderen.
In het ontwikkelingsperspectief van het regulier basis- en voortgezet onderwijs, speciaal basisonderwijs en praktijkonderwijs staat extra informatie ten opzichte van het (v)so-ontwikkelingsperspectief, namelijk de afwijkingen van het reguliere onderwijsprogramma en de te bieden begeleiding en ondersteuning.
De Inspectie van het Onderwijs ziet toe op het ontwikkelingsperspectief.

Lees meer over toezicht en inspectie.

Wie stelt het ontwikkelingsperspectief vast en wie stelt het bij?

Het bevoegd gezag stelt het ontwikkelingsperspectief vast, nadat het hierover op overeenstemming gericht overleg heeft gevoerd met de ouders. In het (voortgezet) speciaal onderwijs krijgt het bestuur hiervoor advies van de Commissie voor Begeleiding (voor cluster 3 en 4) of de Commissie voor Onderzoek (voor cluster 1 en 2). De school evalueert het ontwikkelingsperspectief jaarlijks met de ouders en stelt het zo nodig bij. Als ouders het niet met het perspectief eens zijn, kunnen zij terecht bij de geschillencommissie voor ouders.

Wie biedt zorg en ondersteuning op school?

De ondersteuning wordt geboden door de school. Soms biedt de school zelf ook zorg, maar hiervoor kunnen ook wijkverpleegkundigen, de gemeente of zorgaanbieders worden ingezet. Wie er precies de zorg biedt tijdens onderwijstijd, hangt af van de zorgvraag en de zorgindicatie van een leerling.

Zorgplicht passend onderwijs
Met de invoering van passend onderwijs hebben scholen zorgplicht. Dat betekent dat de school waar ouders hun zoon of dochter hebben aangemeld verplicht is om een passende plek te bieden als het kind extra onderwijsondersteuning nodig heeft. Dit kan op de eigen school zijn, maar in overleg met de ouders ook op een andere reguliere school of op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Bij het vinden van een passende plek kan de school niet alleen kijken naar de behoefte aan onderwijsondersteuning, maar ook naar de behoefte van een leerling aan (medische) zorg in schooltijd.

Begeleiding, persoonlijke verzorging en/of verpleging tijdens onderwijsuren
Soms heeft een leerling ook (medische) zorg in de vorm van begeleiding, persoonlijke verzorging en/of verpleging nodig tijdens onderwijsuren. Sinds 1 januari 2015 wordt deze zorg vergoed op basis van de Jeugdwet, de gewijzigde Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg. Op www.hoeverandertmijnzorg.nl lees je welke zorg onder welke wetgeving valt.

Lees meer over zorg tijdens onderwijstijd in de Handreiking onderwijs en zorg.

Wat doen scholen en gemeenten voor leerlingen met dyslexie?

Scholen zijn verantwoordelijk voor de signalering en begeleiding van kinderen met dyslexie. Ook moet elke school onderwijsondersteuning kunnen bieden aan leerlingen met dyslexie (dyslexie zit altijd in de basisondersteuning). Soms is er sprake van een zeer ernstige vorm van dyslexie, waarbij er geen andere problematiek speelt. Dan kan diagnose en behandeling van deze dyslexie voor vergoeding in aanmerking komen. De gemeente is verantwoordelijk voor diagnostiek en behandeling van deze “ernstige enkelvoudige dyslexie”. Dit geldt voor kinderen in de schoolleeftijd, tot 13 jaar.

Als kinderen een zwaardere zorgvraag hebben, of als er naast dyslexie nog een andere stoornis aan de orde is, dan is de afspraak dat eerst de bijkomende stoornis of beperking door betreffende zorginstantie behandeld wordt, voordat een kind in aanmerking komt voor een behandeling EED.

Maar er zijn (veel meer) kinderen met een andere, of lichtere vorm van dyslexie. Gemeenten en samenwerkingsverbanden werken samen om deze kinderen een goed schoolaanbod te doen. De samenwerking tussen scholen en gemeenten is cruciaal om dyslexiezorg op een goed niveau te kunnen bieden.

Download hier de brochure ‘Dyslexiezorg onder de Jeugdwet’.
Lees meer over dyslexiezorg op de website van de VNG

Wie mogen een leerling met diabetes tijdens schooltijd insuline toedienen?

De meeste kinderen met diabetes kunnen goed voor zichzelf zorgen. Voor jonge leerlingen, of leerlingen met een vorm van diabetes die moeilijk instelbaar is, is er soms wel hulp nodig bij het verrichten van medische handelingen in de klas. Het gaat dan bijvoorbeeld om bloed prikken, insuline toedienen of in de gaten houden of het bloedsuikergehalte in orde is. Als een leerling diabeteszorg nodig heeft op school regelen school, ouders en zorgaanbieders dit vaak in onderling overleg.

De eerst aangewezen zorgverlener is de wijk- of kinderverpleegkundige. De wijk- of kinderverpleegkundige stelt een eventuele indicatie voor verpleging in de eigen omgeving vast op basis van de Zorgverzekeringswet. Dit houdt in dat de wijk- of kinderverpleegkundige bepaalt wat het kind in zijn situatie nodig heeft. De wijk- of kinderverpleegkundige stemt zo nodig af met de huisarts en/of medisch specialist. Als een indicatie wordt afgegeven voor verpleging, kan deze zorg zo nodig ook op school worden ingezet. Dit wordt vastgelegd in het zorgplan.

Een school kan ook zelf personeel in dienst hebben dat bevoegd is om zorgtaken te verrichten, zoals bijvoorbeeld een verpleegkundige of een EHBO’er. Zij handelen in opdracht van een bevoegde (een arts). Omdat er op school meestal geen arts in de buurt is, komt deze constructie weinig voor.

Onderwijspersoneel mag zelf slechts onder bepaalde voorwaarden medische diabeteshandelingen uitvoeren. Er moet dan bijvoorbeeld overeenstemming zijn tussen de ouders/voogd en behandelaar over de uit te voeren handelingen, een persoonlijke band bestaan tussen leraar en leerling en de uitvoerder dient bekwaam te zijn.

Lees meer in de factsheet ‘Diabeteszorg in het primair onderwijs’.

Wie bekostigt schoolmaatschappelijk werk?

Gemeenten ontvangen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) middelen voor de inzet van (school)maatschappelijk werk. Daarnaast krijgt het onderwijs van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) middelen voor extra begeleiding in scholen met veel risicoleerlingen. Het budget komt bovenop het schoolmaatschappelijk werk dat gemeenten vaak al inzetten, niet ter vervanging ervan.
De manier waarop het onderwijs de extra begeleidingsmiddelen ontvangt, verschilt in het primair onderwijs (po) en voortgezet onderwijs (vo). In het po worden de middelen voor schoolmaatschappelijk werk aan het samenwerkingsverband uitgekeerd naar rato van het aantal gewichtenleerlingen. Voor het voortgezet onderwijs gaan de middelen rechtstreeks naar de scholen.

Er is geen specifieke bestedingsverplichting voor schoolmaatschappelijk werk. Dat betekent dat gemeenten en scholen de middelen vrij kunnen inzetten, afhankelijk van lokale en regionale afspraken tussen onderwijs en gemeenten.

Hoe kan een school aangepast meubilair aanvragen voor een leerling?

De school controleert eerst of ze de aanpassingen zelf kan bekostigen. Op grond van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte moet een school namelijk in redelijkheid aanpassingen doen.
Ouders kunnen een formulier van het UWV  invullen om hulpmiddelen (bijvoorbeeld aangepast meubilair of een brailleregel) bij het volgen van onderwijs aan te vragen.
Soms kan het samenwerkingsverband ook bijdragen. In het ondersteuningsplan staat dan dat een school ook onderwijs biedt aan lichamelijk en meervoudig gehandicapte leerlingen.

Lees de brochure over de voorzieningen van het UWV.

Wat houdt de regeling bijzondere bekostiging voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking (emb) in?

Op basis van de regeling bijzondere bekostiging kunnen scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs bijzondere bekostiging aanvragen voor emb-leerlingen die meer zorg nodig hebben dan de school ze op basis van de onderwijsbekostiging kan bieden. Het gaat hierbij om leerlingen met een combinatie van een (zeer) ernstige verstandelijke beperking (IQ tot 35), een lichamelijke beperking en bijkomende stoornissen.

Bekijk de regeling bijzondere bekostiging.

Heeft een samenwerkingsverband ook middelen beschikbaar voor zorg?

Ja. Met de invoering van passend onderwijs is er ook klein zorgbudget verdeeld over de samenwerkingsverbanden. Voor het schooljaar 2015 – 2016 gaat het landelijk om een bedrag van € 5 miljoen. Dit bedrag is ongeoormerkt toegevoegd aan de normbekostiging van samenwerkingsverbanden. Er is dus geen bestedingsverplichting voor samenwerkingsverbanden om dit budget voor zorg in te zetten. Maar zij hebben de mogelijkheid om kinderen die extra ondersteuning en/of zorg nodig hebben in het onderwijs helpen. Door de inzet van de nieuwe landelijke regeling voor emb-leerlingen, is de verwachting dat samenwerkingsverbanden deze middelen kunnen inzetten voor kinderen met lichtere zorgvragen. Daarnaast maken scholen en samenwerkingsverbanden afspraken met gemeenten over de inzet van zorg tijdens onderwijs vanuit de Jeugdwet.

Wat is de ondersteuningsplanraad (opr) en wie zitten erin?

De ondersteuningsplanraad is een speciale medezeggenschapsraad van een samenwerkingsverband. De ondersteuningsplanraad heeft instemmingsrecht op (het vaststellen of wijzigen van) het ondersteuningsplan. In de ondersteuningsplanraad zitten ouders en leraren, en in de vo-verbanden ook leerlingen. De leden van deze nieuwe raad moeten ouders, leraren en of leerlingen zijn van een school in het samenwerkingsverband. De leden van de ondersteuningsplanraad worden afgevaardigd door de medezeggenschapsraden van de scholen die deelnemen in het samenwerkingsverband, maar hoeven zelf niet noodzakelijk uit een van die medezeggenschapsraden afkomstig te zijn.

Wat is de rol van de medezeggenschapsraad (mr) van de school?

De mr van de school heeft adviesrecht op het schoolondersteuningsprofiel. In dat profiel moet elke school aangeven welke ondersteuning zij kan bieden aan leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. De schoolondersteuningsprofielen worden meegenomen in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Daarnaast kan de mr of een onderdeel van de mr, zijn bevoegdheid gebruiken om aan het bevoegd gezag voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. Bijvoorbeeld over wensen van ouders en leerlingen rond de ondersteuning op school of in de regio. Het bevoegd gezag kan die wensen meenemen bij de gesprekken met het samenwerkingsverband. De mr kan ook overwegen om bij de volgende verkiezing van mr-leden aandacht te besteden aan het bevorderen van kennis over passend onderwijs in de mr.

Kunnen medezeggenschapsraden, scholen of samenwerkingsverbanden hulp krijgen bij het vormen van de ondersteuningsplanraad?

Ja. De sectororganisaties besteden in het referentiekader aandacht aan de vorming van de ondersteuningsplanraden. Daarnaast kunnen leden van medezeggenschapsraden en ouders voor meer informatie terecht bij het landelijke steunpunt medezeggenschap passend onderwijs. Het steunpunt helpt bij de inrichting van medezeggenschap bij passend onderwijs in de samenwerkingsverbanden en bij de vorming van de ondersteuningsplanraden. Voor informatie en advies kunnen ouders, leraren, leerlingen en medezeggenschapsraden terecht bij de helpdesk van het steunpunt.

Lees meer op de website van het landelijk steunpunt medezeggenschap passend onderwijs. Of bel (gratis) de helpdesk via 0800-270 04 00.

Namens de landelijke ouderorganisaties stelt de Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) een tipboek samen voor medezeggenschap in passend onderwijs.

Voor voorlichting, scholing en hulp bij de inrichting van uw ondersteuningsplanraad kun je ook bij de landelijke ouderorganisaties terecht.

Hoe kunnen ouders, personeelsleden en leerlingen die niet in de ondersteuningsplanraad (OPR) zitten meedenken over het ondersteuningsplan?

Een OPR kan op verschillende manieren het contact met ouders, leerlingen en personeel organiseren. U kunt bij uw medezeggenschapsraad of OPR vragen op welke wijze u geïnformeerd en betrokken kunt worden over de besluitvorming rondom het ondersteuningsplan. Vaak wordt in het OPR-reglement en -statuut vastgelegd in welke gevallen en op welke wijze de OPR betrokkenen bij zijn werkzaamheden betrekt. Er kan bijvoorbeeld zijn opgenomen dat de OPR een bijeenkomst achterbanraadpleging organiseert.

Wil je je graag kandidaat stellen voor de (volgende) OPR? Vraag de OPR of het samenwerkingsverband dan om inzage in het OPR-reglement. Het samenwerkingsverband legt in dat reglement de wijze en organisatie van afvaardiging van leden naar de OPR vast. In het reglement staat ook wat de zittingstermijn is van de leden van de OPR. Wat er verder in het reglement moet staan, lees je artikel 24 van de Wet medezeggenschap op scholen.

Meer informatie over medezeggenschap en een handreiking voor communicatie met de achterban vanuit de OPR vind je op de website van het Steunpunt medezeggenschap passend onderwijs

Deze website maakt gebruik van statistische cookies. Meer weten over het gebruik van cookies en ons algemene privacy beleid? Meer informatie

The cookie settings on this website are set to "allow cookies" to give you the best browsing experience possible. If you continue to use this website without changing your cookie settings or you click "Accept" below then you are consenting to this.

Close