geplaatst op 19 september 2019 in categorie: Alles, onderwijsnieuws
Laat ik het maar meteen bekennen, tot nu toe heb ik de nieuwe mogelijkheden van ICT bij wetenschap en technologie aan me voor bij laten gaan. De woorden FabLab, makersindustry, 3dmakerszone, maakonderwijs ken ik al een tijdje maar ik heb me er nog niet in verdiept. De hoogste tijd om dat wel te doen. Ik kijk rond op het leerplein van basisschool Zandhope in ’t Zand. Een open ruimte met verschillende plekken waar kinderen bezig zijn. Veel materialen en apparaten. Binnen een paar minuten ervaar ik heel sterk het gevoel van intense betrokkenheid bij de kinderen. Ze zijn allemaal bezig, de meesten in groepjes. Ze werken met het materiaal, blijven er mee bezig, gaan verder, proberen opnieuw, zijn actief, samen.
Dit is een zogenaamd leerplein van de toekomst, waar kinderen spelend kunnen leren met materiaal om te programmeren zoals de Beebot en de Makey Makey. Ook kunnen kinderen bewegend leren rekenen en spellen met de Kinect. En ze kunnen aan de slag met een 3D-printer en een vinylsnijder.
De Beebot, die leuke kever, had ik al eens eerder gezien. Je kunt er mee programmeren. Knoppen met pijltjes die de richting aangeven, het aantal keer drukken bepaalt het aantal ‘stappen’. Nu begrijp ik ook hoe het moet! De kinderen maken met blokken een parcours, programmeren de Beebot en proberen uit of de kever goed loopt. Wat me op valt is dat zij er maar mee blijven doorgaan. Steeds weer een ander parcours, weer proberen.
Ik maak kennis met Scratch en Scratch junior. Twee meiden laten een korte zelfgemaakte animatie zien. Zij hebben de hoofdpersoon, de locatie en de handelingen uit gekozen: een meisje speelt met een bal op het strand en voert een gesprekje; de tekstwolkjes vliegen heen en weer. Twee andere kinderen moeten binnen een bestaande animatie een probleem oplossen: een meisje moet zich verdedigen tegen een levensbedreigend dier, zij heeft een geweer met een pijl met verdoving. De kinderen moeten er in korte tijd voor zorgen dat het meisje het geweer en de pijl de goede kant op richt. Het is ‘trial and error’: bedenken, programmeren, proberen en bijstellen. De kinderen zijn voortdurend aan het overleggen. Het meisje zit aan de knoppen, de jongen legt uit: ‘Het is een beetje gelukt. Kijk het geweer gaat omhoog maar de pijl gaat er nog niet uit’.
De kinderen vertellen dat ze zelf kiezen met wie ze samenwerken. Kinderen uit verschillende groepen werken samen. Ik zie tweetallen en drietallen, jongens en meisjes. Bij de vinylsnijder is een gemengd groepje bezig. Een ouder meisje werkt samen met twee jongere jongens. Zij moeten de computer zo programmeren dat het snijapparaat aan de gang gaat. Ze proberen om een naambordje te maken.
De leerkrachten lopen rond, zitten nu eens hier, dan weer daar. Ze zitten rustig bij een groepje, ze nemen de tijd, kijken mee. ‘Probeer het maar’, zegt de meester van groep 8. Hij vertelt me ‘Dat is onze rol , kinderen begeleiden, coachen. De kinderen moeten het zelf doen. Soms moet je op je handen zitten. Je weet wel hoe het moet maar je mag het niet zeggen.’
Meer informatie vindt u hier.
Edith Louman, hogeschool iPabo