geplaatst op 9 mei 2019 in categorie: Alles, Over het samenwerkingsverband
Het aloude spreekwoord ‘Beter een goede buur dan een verre vriend’ vertelt ons al jaren dat we juist door samen te werken met de mensen om ons heen tot betere resultaten komen dan alles maar alleen te willen doen. Of zoals Johan Cruyff het ooit zei: ‘Alleen kan je niks en met zijn allen kun je alles’. Dat geldt voor individuele mensen, die in teamverband tot grootse prestaties komen, maar dat geldt ook in steeds meer gevallen voor hele organisaties.
In een eerdere column heb ik verteld over de leerkracht die niet alléén verantwoordelijk is voor de leerlingen in zijn klas. Die verantwoordelijkheid dragen de collega’s op school en alle organisaties waarmee de school verbonden is. Het is ook daarom dat in het onderwijs samengewerkt wordt tussen scholen, schoolbesturen, gemeenten, jeugdzorginstellingen, zorgaanbieders, jeugdzorgregio’s, samenwerkingsverbanden, enzovoort, enzovoort. De afgelopen tijd is er weer veel aandacht geweest voor de zogenaamde ‘thuiszitters’: kinderen die niet naar school gaan, terwijl ze dat wel zouden kunnen en/of willen. In veel regio’s zijn in navolging van het Landelijke Thuiszitterspact regionale versies van dat pact afgesproken tussen alle betrokkenen. Doelstelling is vrijwel overal: het aantal thuiszitters moet naar 0!
Om dat te bereiken zullen alle organisaties die bij het kind betrokken zijn moeten samenwerken. Niemand kan het alleen, maar samen kunnen we alles. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs zijn bij uitstek organisaties die de verbinding kunnen leggen tussen de verschillende partijen. Samenwerkingsverbanden zijn op zichzelf al netwerkorganisaties waarin schoolbesturen met elkaar samenwerken, maar die ook samenwerken met de gemeenten en de jeugdzorgregio’s. In de regio is het belangrijk dat een netwerk wordt georganiseerd waarin partijen elkaar snel kunnen vinden om knelpunten aan te pakken. In de kern heeft iedereen dezelfde doelstelling, namelijk het zorgen voor optimale ontwikkelingskansen voor kinderen. Samenwerkingsverbanden kunnen dat op verschillende niveaus doen. Waar in de regio dicht bij de werkvloer in netwerken wordt samengewerkt, zo kunnen op een grotere schaal de netwerken aan elkaar worden verbonden tot steeds grotere netwerken, die altijd verbonden blijven met het werk in de klas, op de werkvloer. Zo komen de netwerken van gemeenten voor jeugdzorg (de jeugdzorgregio’s) binnen de VNG bij elkaar, het Netwerk LPO organiseert de leidinggevenden van samenwerkingsverbanden, de scholen voor gespecialiseerd onderwijs in LECSO, de scholen in de sectorraden. Allemaal netwerken in hun eigen sector. Maar over de sectoren heen gelden de zelfde uitgangspunten. Ook deze netwerken worden sterker als zijn samenwerken met andere netwerken. Zo’n netwerk van netwerken geeft enorme mogelijkheden om gezamenlijk op te trekken en samen te komen tot oplossingen die bijdragen tot dat uiteindelijke doel: optimale ontwikkelkansen voor kinderen.
Samenwerken betekent ook dat ieder netwerk zijn eigen identiteit heeft en behoudt. Teamwork vraagt niet om veel van hetzelfde. Met een voetbalelftal met alleen spitsen is net zo min iets te verwachten als van een team met alleen keepers. Samenwerken in netwerken vraagt van alle partijen om vertrouwen. Vertrouwen in elkaars kracht en vertrouwen in de bereidheid om die kracht in te zetten voor een gezamenlijk doel. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs geven hier iedere dag weer vorm aan: partijen samenbrengen, het creëren van arrangementen en het bouwen van teamwork in de regio. Waarom moeilijk doen als het ook samen kan!
Jack Biskop